Een soort Arjen Fortuin
Ik droomde over mijn tuinhuis tussen het groen, in een kluwen van wegen die als slangen rond het tuinpark en de stad kronkelen. Het was, zoals dat in dromen gaat, niet langer de blauwgroene schuur die het is, maar een witgepleisterde datsja van twee geschakelde kamers. In die datsja waren meerdere tafels aan elkaar geschoven en daaraan zat een groot gezelschap. Een bevriende schrijver en tuingenoot zat naast mijn vader aan tafel. Mijn vader is in het echt nog nooit op mijn tuin geweest omdat hij al een jaar of 16, in een verkreukelde pyjama, achter zijn eigen tuindeuren in Wageningen verschanst blijft.
Mijn oude leraar Engels was er ook. Het gesprek ging over literatuur. Over literatuur in de jaren tachtig. Iedere roman die toen verscheen, zei iemand, werd uitvoerig besproken door mensen, ook in lessen Nederlands op het VWO. De man die dit beweerde had de autoriteit van een leraar Nederlands die al wat langer meegaat. Hij had bleekblonde krullen en een brilletje. Een soort Arjen Fortuin.
We spraken over boeken met personages die we niet sympathiek, of zelfs ongeloofwaardig vonden. Nu, zeiden we tegen elkaar, leggen we zo’n boek direct aan de kant, er zijn immers zoveel boeken die ook gelezen moeten worden. Destijds lazen we door, hadden we het erover. Alle personages en boeken waren serieus onderwerp van gesprek. Dat het fictie betrof maakte personages niet minder relevant. Integendeel. We bespraken hun acties, hun motieven, de achterliggende gedachten van de auteur. We vroegen ons bij personages nooit hardop af: is dit de auteur zelf? Heeft hij of zij dit écht meegemaakt? We lazen boeken uit. Ook fictie die een beetje schuurde of rammelde, waar je je best voor moest doen, die niet meteen als een smeuïg hapje naar binnen gleed. Zoals je oud brood opat als er niets anders voorhanden was. Het was de schaarste die iedere roman tot een gebeurtenis maakte.
Ik keek in de keukenkastjes om te zien of er nog drank was. De glazen flessen waren beslagen met condens, zoals dat in het echt gaat in een tuinhuis, bij grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht, tussen lege schuur in het groen, en warmgestookte datsja opgevuld met eetgasten. Ik schonk de mensen bij. Mijn vader had het naar zijn zin en ik hield van iedereen.
Meindert heeft ergens een halfbroer over wie hij nooit mocht praten, maar die wel zijn jeugd, en meer nog het leven van zijn moeder, aanzienlijk heeft bepaald. Nu zijn moeder ouder en vergeetachtiger wordt, begint ze opeens, in flarden, over haar oudste zoon te vertellen. Meindert besluit zijn halfbroer te gaan zoeken, al was het maar omdat die misschien een antwoord heeft op de vraag waar Meinderts vader vandaan kwam. Hij vindt Erik, een totaal ander type dan hij. De twee mannen voeren vanaf het eerste ogenblik een koude oorlog met elkaar. Hoe idealen, jaloezie, eenzaamheid en pijn, het lot en de verbondenheid tussen bloedverwanten vormgeven en bepalen. IJsheiligen is een indringende roman over botsende wereldbeelden, klasseverschillen en menselijk onvermogen. Lees hier
Indrukwekkende tweede dichtbundel van veelgeprezen nieuwe stem. Rauw en teder, fysiek en lyrisch, intiem en aards, de gedichten in de tweede bundel van Florence Tonk wisselen van kleur en toon. ‘Van weten wat we willen in bed/ wijnhandel of familiezaken maar niet/ op kantoor rijgen we werkdagen aaneen als glazen kralen/ glansarm kansrijk met weinig waarde’. Dit is poëzie over het echte leven en de vertwijfeling die daarbij kan optreden. Wat doe je als je ouders oud en zwak worden, je wel of juist geen kind krijgt, iemand verliest, of bang bent te verliezen? Wie of wat troost je dan? Voor Tonk is het de taal, haar ‘beheersbaar universum’. Zij durft daarbij veel op het spel te zetten, met thema’s niet eerder zo in poëzie benoemd. Tonk dicht opnieuw met de kracht, directe toon en indrukwekkende stijl waar zij in haar debuut Anders komen de wolven al om werd geprezen.
Emma verhuist met haar vriend naar Kiev, waar ze slecht kan aarden en haar relatie ziet verkruimelen. Als ze een datsja kopen op het Oekraïense platteland, besluit zij er in haar eentje te gaan wonen. Ze legt er een moestuin aan, gaat Engelse les geven en raakt gefascineerd door een geheimzinnig meisje met een aangrijpende geschiedenis. Ook sluit Emma een innige vriendschap met de familie Boerjak. Maar dan komen er lastige vragen: hoort zij hier wel thuis? Waarom wil zij uitgerekend hier wonen, in dit modderige dorp vol oude vrouwen, dronkaards en een enkele achterblijver? Terwijl Emma steeds meer verbonden raakt met de kleine gemeenschap, raakt ze verstrikt in een liefdesaffaire en komt ze achter een duister geheim. Blijf bij ons is een meeslepende roman over het verlangen naar overgave en de honger naar meer dan een leven vol voorzichtige compromissen. De zoektocht eindigt in een voormalig sovjetdorp dat nog altijd worstelt met de gevolgen van de geschiedenis.
Aards. Gegrond. Echt. Zo zou je de gedichten van Florence Tonk kunnen noemen. De helderheid van haar taal is bedrieglijk; voordat de lezer er erg in heeft, is hij verwikkeld in verhalen over families waar niets lijkt wat het is, onmogelijk weg te wissen liefdes en het sterven van witbehaarde dwergen. Soms echter is slechts de liefde voor een enkel woord de aanleiding voor een gedicht, of het beeld van een moeder die op hoge hakken dochters baarde. Sensueel. Hardvochtig. Rauw. Van de gestileerde lust in de Argentijnse tango tot de snedige afwijzing van een minnaar: uit alle gedichten in Anders komen de wolven spreekt een intense vitaliteit en een compromisloze geldingsdrang. Met deze debuutbundel kondigt zich een talent aan dat met klare taal en wonderlijke beelden de lezer weet te verontrusten en ontroeren.