(Rubriek ‘Iedereen Leest’ NRC 23-02-2022)
Door Hendrik Spiering
“Een groot voordeel van het boek Het verhaal van Nederland boven de gelijknamige populaire tv-serie is dat je niet voortdurend al die ernstige gezichten ziet bij de historische ensceneringen. Dit is gewoon een lekker boek dat net als de tv-serie een mooi tableau neerzet van de Nederlandse geschiedenis. Het behandelt alle onvermijdelijke punten (de vermoorde graaf Floris V, prins Willem van Oranje, de Franse Tijd, Jodenvervolging in 40-45, enzovoorts), maar gelukkig ook minder traditionele verhalen. Zoals de armoe die vrijwel alle eeuwen teisterde.
En fijn zijn ook de biografietjes van belangrijke vrouwen, zoals de religieuze leider Salome Sticken in de vijftiende eeuw, de achttiende-eeuwse schrijvers Betje Wolff en Aagje Deken en natuurlijk de daadkrachtige feministe Aletta Jacobs, die eind negentiende eeuw als eerste vrouw afstudeerde aan een Nederlandse universiteit. Met veel handige kaders en overzichtelijke tijdbalken is het boek geschikt als eerste kennismaking met de geschiedenis van Nederland, maar ook om oude kennis op te halen.
Het is vlot geschreven door de romancier en journalist Florence Tonk (met medewerking van Louise Koopman) op basis van de research die verricht werd voor de tv-serie. De nadruk ligt wel veel op de donkere kant van de geschiedenis: de corrupte regenten, de armoe, de slavernij en de ellende van de oorlogen. Soms lijkt die neiging iets te ver doorgezet. Natuurlijk was de zeventiende-eeuwse Republiek een oorlogsmachine, maar of die dure Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje nu echt zo veel geld opleverde, lijkt me de vraag. Het meeste geld in Holland werd nog altijd verdiend met de vreedzame graan- en houthandel op de Oostzee (waarvoor, oké, ook wel eens Kopenhagen moest worden aangevallen).
Jammer is dat het mooi geïllustreerde boek veel slordigheden in de tekst heeft. Haastwerk, vermoed ik, want één extra correctieronde door een paar vakhistorici en de meeste waren er wel uitgehaald. Want de Frankische taal is niet ‘verwant aan het Latijn’, sterker nog: van alle talen lijkt het Nederlands nu nog het meest op dat oude Frankisch. En tijdens de pestepidemie van de veertiende eeuw was de sterfte onder Joden ook echt niet lager dan onder andere bevolkingsgroepen, en dat niet-bestaande feit kan dus ook niet in verband staan met het rauwe antisemitisme dat toen oplaaide. Evenmin had Spanje in de zestiende eeuw een grote Joodse en islamitische minderheid – een pijnlijke fout, omdat die al in 1492 allemaal het land uit waren gezet of zich noodgedwongen hadden laten bekeren.
Aan de andere kant is de hoeveelheid details en kleine feiten echt prijzenswaardig. Die zetten je ook aan het denken. Neem het fascinerende en gruwelijke gegeven dat er in de zeventiende eeuw elk jaar zo’n 6.000 à 7.000 nieuwe zeelieden nodig waren om de sterfte op de schepen te compenseren. Zes- à zevenduizend! Of dat er op een totale bevolking van vier miljoen in de zeventig jaar na 1584 ongeveer 150.000 vluchtelingen uit de zuidelijke Nederlanden naar het noorden kwamen. Dat zijn er gemiddeld amper tweeduizend per jaar. Maar goed, die bleven dus wel leven.”