Tsjernobyl

In 2006 woonde ik in Kiev en hield daar een blog bij. Dat jaar zou mijn literaire debuut uitkomen en ik was er nog niet aan gewend om met persoonlijke verhalen ‘op straat te liggen.’ Nu ik twee romans, twee dichtbundels en een aardig aantal interviews verder bent, kan ik het beter hebben. Daarom plak ik hieronder een verhaal uit het oude blog dat ik (min of meer anoniem) bijhield tijdens mijn jaar in Oekraïne. Ik kwam op het idee vanwege de HBO-serie ‘Chernobyl’ waar ik graag naar zou kijken (helaas heb ik geen Ziggo).

Ik was 15 toen de kerncentrale van Tsjernobyl ontplofte en zoals veel generatiegenoten al jaren bang voor radioactieve straling vanwege de dreiging van een nucleaire oorlog. Onvermijdelijk dat Tsjernobyl een grote rol zou krijgen in mijn romandebuut Blijf bij onswaarvoor ik veel research deed in Oekraïne.

Van mijn oude blog Standplaats Kiev:

19 juli 2006

Rampentoerisme 20 jaar na dato. Vandaag vertrok ik in een klein wit busje met drie Amerikanen en vier Oekraïners naar de 30 kilometerzone rondom de voormalige kerncentrale van Tsjernobyl. Onze gids ter plaatse is een ernstige, fors gebouwde man met snor, in legerbroek en gymschoenen. Hij ruikt sterk naar zweet en duldt geen vragen. Die mogen we pas stellen nadat we in een somber kantoortje met bakelieten telefoontoestel en vergeeld streepjesbehang, hebben geluisterd naar zijn één uur durende monoloog over de ramp.

Er werden enkele dagen na de ramp, op 26 april 1986, ruim 200.000 mensen geëvacueerd uit het gebied rondom de centrale. Ze zouden drie dagen wegblijven werd hen verteld. Sommigen keerden pas 18 jaar later weer terug. Wat opvalt in ‘de zone’ is de overweldigende aanwezigheid van natuur. Waar ooit de typisch Oekraïense moestuinen vol aardappelplanten en kolen lagen, liggen nu steppeachtige velden en jong bos. Het is er doodstil, zelfs vogels hoor je nauwelijks. De meeste huizen zijn verlaten, vervallen. Pal voor de ingang van een leeg flatgebouw heeft een complete boom zich uit het asfalt omhoog gewerkt. Mijn meegebrachte geigerteller begint alarmerend te tikken en dan te gieren als ik het boven het korstmos houd dat terrein wint op het asfalt en beton.

We bezoeken de verlaten stad Pripyat, gebouwd in 1970, als een Sovietmodelstad waar het leven goed was. Het reuzenrad staat nog overeind, bij de kassa ligt een achtergelaten speelgoedbeest. We gaan een flatgebouw binnen. Ieder appartement is leeggeroofd, zelfs de keukentegels werden van de muren getikt. De sterk radioactieve inrichtingen werden in de late jaren 80 te koop aangeboden op Oekraïense markten. Nu koken er duizenden mensen op extreem radioactieve fornuizen en zitten er minstens zoveel met hun kont op een stralende bank.

Na de ramp kwamen er zo’n 2000 mensen terug naar hun radioactieve spookdorpen. Ze waren gewend aan de velden, een ruimbehuisde boerderij en werden plotseling in een één-kamer appartement in een industriestad gestopt. Anderen kwamen terug omdat ze als paria werden behandeld. Niemand wilde hun hand schudden, laat staan hun vriend zijn. Ze zouden wandelende kankerverwekkers zijn.

Tsjernobyl dus, want daar was ik vandaag. Op nog geen kilometer van de laatste controlepost, waar wij door een soort stalen melkmachine moeten om de opgedane radioactiviteit te testen, staat een baboesjka gebukt over haar aardappelveldje. In de droge bermen langs de weg zitten vrouwen op kleine krukjes of klapstoeltjes onder een boom. Ze bieden de automobilisten emmers met vers geplukte bosbessen en frambozen aan. Wat is het verschil tussen hier en de nauwgezet vrijgehouden en gecontroleerde 30 kilometerzone? Niemand weet het antwoord.