Woningnood

Ik hoor er niet, ik mag er niet meer in
want alles is verhuurd, verkocht, te duur
geen gat is er nog over, en wat
er staat aan steen en glas, behoort
aan anderen toe, hen met geluk
de juiste timing, het vermogen
om te blijven waar ze huizen.

Zoveel ramen leeg en zwart totdat
bewoners thuiskomen
maar deze stad zit dicht voor mij.
Er was een jongen in een pak die deed
alsof hij wel wat had voor iets
dat hij, heel chique, courtage noemde.
Hij belt niet terug, de ambtenaar
die over wonen ging, hing mijn gesmeek
op met nadrukkelijke groet
wat voelde als paniek, of honen.

Lange strengen jachtigen
bevechten kruispunten per fiets
op weg van huis naar werk dat hen
een hypotheek of huur verschaft. Ik hang
erboven, uit een geleend balkon
van hen die geen toeristen kozen
maar iemand voor de kat, ik tel
de dagen tot zij terug zijn en opnieuw
mijn plek verlies in deze stad.